14 april, 2020

Tussen Noord en Zuid



Vandaag kwam het er toch van: een wandeling naar -en rond het Noordereiland.

Ik had (in 1974) een N20-vriendin die er in een huisje onder de huurwaarde woonde.
Onbetrouwbaar krakende vloeren, butagas, elektrische kachels, geen warm water, een smalle kronkelende trap, verrotte kozijnen - maar een uitzicht om U tegen te zeggen.

Die huizen zijn of gerestaureerd met kunststof kozijnen, of ze zijn tegen de vlakte gegaan.

Het Noordereiland zit vol contrasten, zoals de goede kijker zal waarnemen.
Dat geldt ook voor de bevolking: het is een mengeling van jonge gezinnen en rasechte Rotterdammers die hard aan de wederopbouw van hun stad hebben meegewerkt.
Het is zeker geen "schotelwijk," al zie je er her en der wel een paar.

De buitenrand (aan het water) ziet er beter uit dan de binnenkant. Dat had beter gekund volgens mij.


Ook voor duistere ontmoetingsplaatsen als deze gelden Corona-regels. 


De nieuwe wandelpromenade is in ieder geval anderhalf meter proof.


De rij -en vaartijden van het openbaar vervoer te land en te water zijn aangepast.
Ik zie in de watertaxi één passagier. De bus is leeg.
Mensen pakken toch liever de auto -of fiets. 


De (ver)bouw gaat gestaag door. 
Typische jaren '60 bouw.



"Tante, Sjaan - nu heb u uw boodschappen en ik heb mijn eten."


Op wat werklui na was het stil op straat.

Kwam ik iemand (veelal 70+) tegen dan vroeg ik op twee meter afstand: "gaat het een beetje."

Ik kreeg altijd positief antwoord.
"Ja hoor, zolang ik m'n natje en m'n droogje maar hebt."

Rotterdammers zijn geen klagers als het om serieuze zaken gaan. 

'Gaat het een beetje,' vroeg ik ook aan een oudere man die zijn fietstassen aan het uitpakken was.

"Best hoor. Maar ik vind het wel verrotte koud."

'Het wordt morgen weer warmer, meneer.'  

"Ja, dan pas."
*****

Geen opmerkingen: