21 april, 2024
Een blunder met dramatische gevolgen
20 april, 2024
Macon, Solutré, Berzé-le-Châtel
De eigenaar van de camping had een goede tip: Solutré. Daar
zouden we op weg naar het kasteel, dat pas om twee uur open zou gaan,
langskomen.
Wederom werd het een prachtige rit, naar het zuiden. Juist
ja – we kwamen in de Macon regio terecht waar wijnen als Macon, Saint-Véran en
Pouilly Fuissée vandaan komen.
Nogmaals: dit zuidelijke deel is volkomen anders dan het
noorden (Dijon, Beaune etc.) van de Bourgogne. Het landschap is veel mooier en
de dorpjes zijn authentiek.
Mochten we een volgend keer weer naar de Bourgogne gaan, dan
moeten we ter hoogte van Macon een camping zien te vinden. Vandaag vonden we
die niet, helaas.
De wandelschoenen gingen aan en we namen ieder een stok. Na
het eerste makkelijke klimmetje gaf manlief het op.
Ik ging door. Het was pittig, maar het ging. De vergezichten
maakten me nieuwsgierig naar meer, dus ik daalde en steeg stug door.
Had ik twee stokken gehad, dan had ik het aangedurfd.
Echter, als je ooit een lelijke val hebt gemaakt, dan bedenk je je twee keer.
Stijgen is voor mij beter te doen dan dalen.
Mensen die naar beneden kwamen zeiden dat het pad alleen
maar moeilijker begaanbaar werd.
Manlief was dolblij dat ik terugkwam (dat duurde al lang
genoeg hoor). Ik baalde en heb dit op mijn bucketlist gezet. Maar alleen met
helder weer, want het gaat om het uitzicht.
Met de Pyreneeën in het vooruitzicht acht ik het verstandig
nog een paar stokken te kopen.
Wat bleek: de familie was thuis en bliefde geen bezoek.
Ik ben meteen teruggegaan en heb mijn geld teruggeëist. En dat kreeg ik terug.
Zondag richting Provence.
*******
19 april, 2024
Chardonnee
Vrijdag (vandaag dus)
gaat de wifi-bar open en kan ik op het internet.
Ondanks de kriebelhoest die manlief al weken teistert
trotseerden we donderdag de kou (geen regen gelukkig). We hadden woensdagavond
uitstekend gegeten in een niet al te dure Brasserie du Rempart in
Tournus waar we eveneens genoten we een overheerlijke rode Côte de Beaune.
Ik maakte er een foto van en donderdagochtend waren we al
onderweg naar de wijnboer toen ik dacht dat het misschien verstandig was even
te bellen. Een jongedame zei dat ze er alleen zat en ons geen wijn kon
verkopen. Ook niet morgen. Ook niet zaterdag. Ik moest maar online bestellen.
Jammer dan.
Bij Auchan hebben we een paar aantrekkelijke flesjes
gekocht.
Het plan (al drie dagen) was om Berzé-le-Châtel
te bezoeken, maar het kasteel ging pas om twee uur open - dus had manlief
een prachtige, landelijke route door pittoreske dorpjes verzonnen (zie de
kaart). Het ging dwars door de Chardonnay, de wijn waar ik hartelijk
voor bedank.
Het onverwachte is vaak het leukste. In the middle of nowhere: “Stop, kijk eens wat een prachtig kerkje!
Ik vroeg me hardop af of het hier in de zomer druk zou zijn. Het viel me op dat er weinig horeca is…..totdat we in (in de groene Michelin guide met ** vermelde) CLUNY aankwamen.
Manlief had het koud en besloot terug te lopen naar de auto.
Ik ging op onderzoek en keek mijn ogen uit. De ruïnes vond ik al prachtig. De
Polen bleven wachten tot het kantoor open was. Tevergeefs, hoorde ik een uur
later van ze.
Al dwalend belandde ik ineens voor een gebouw waar duidelijk “l’Abbaye Cluny” op stond. Ik belde manlief en gaf mijn exacte locatie door. Hij zou me daar komen halen, niet wetende (en ik ook niet) dat ik wel een uur zoet was. Meer dan de moeite waard voor maar €11,-!!!
Dus volg me maar via de foto's.
De abdij werd in 909 of 910 gesticht door Willem I van Aquitanië, hertog van Aquitanië en graaf van Mâcon, bijgenaamd Willem de Vrome. Hij had er als feodale heer belang bij, net als andere wereldlijke machthebbers, de centrale macht en invloed van de Katholieke Kerk aan banden te leggen. De Kerk breidde zijn macht en invloed onder andere uit door het stichten van kloosters. Willem vroeg de abt Berno (850-927) van het klooster van Baume, nabij Besançon, om advies. Willem deed de nieuwe orde een schenking, inhoudende wijngaarden, velden, weilanden, bossen, wateren, molens, horigen, landbouwgrond en woeste gronden. Er moest gastvrijheid worden gegeven aan armen, vreemden en pelgrims.
Uniek is dat Willem voor de schenking een juridisch concept gebruikte dat de leiding van de kloosterorde vergaande autonomie gaf. In de schenkingsakte werd gestipuleerd dat het klooster niet onder het gezag van plaatselijke autoriteiten, noch werelds, noch kerkelijk kwam en direct onder de paus stond (exemptie), maar met een verbod voor de paus te beschikken over de eigendommen en om een abt te benoemen zonder instemming van de monniken. Willem plaatste Cluny onder de bescherming van de heiligen Petrus en Paulus en legde een vloek op iedereen die zich niet aan de bepalingen van de overeenkomst zou houden. Omdat de paus ver weg in Italië zat, betekenden de bepalingen uit de schenkingsakte dat het klooster in wezen onafhankelijk was.
Willem zag als stichter af van rechten die hem volgens het toen in zwang komende eigenkerkenwezen toevielen, zoals rechten aan het grondgebied, het gebouw en het recht de abt, priesters en andere hooggeplaatsten te benoemen.[1] Wel moesten de monniken voor hem en zijn familie bidden. De beperkte zeggenschap van de kerk werd pas achteraf door de paus aanvaard, maar hierdoor kon Cluny op een verregaande autonomie rekenen. De Romana libertas, vrijheid van Rome, gaf het klooster veel prestige en had een sterke voorbeeldfunctie.
Het was aan abt Odo van Cluny te danken dat de invloed van de abdij groeide. Odo legde de nadruk op naleving van de voorschriften uit het handboek voor kloosterorden Regula Benedicti (Regelwerk van Benedictus) in de variant van Benedictus van Aniane. Er werd vooral nadruk gelegd op het eerste deel van de voorschriften, samengevat als Ora et labora (bidden en werken) en bijgevolg werd een goed functionerende kloosterdiscipline opgebouwd. Het grote gebied dat de orde aan landgoederen en bossen had verkregen bracht hoge opbrengsten, een klein deel ervan werd besteed aan liefdadigheid. Leken konden er tegen betaling in goederen of geld missen laten opdragen voor zichzelf of de familie, ook na overlijden, en voor hun dierbare overledenen. Door dergelijke opdrachten kon men weer zonden kwijtgescholden krijgen. Volgens de overlevering was het Odilo van Cluny, abt van Cluny, die in 998 besloot dat de overleden gelovigen herdacht moesten worden. Hij was daarmee de grondlegger van het kerkelijke feest van Allerzielen, dat in de 14e eeuw op bevel van de paus in de gehele Latijnse Kerk werd ingevoerd.
Tegelijkertijd ontwikkelde zich in dezelfde geest de romaanse bouwkunst, gekenmerkt door de tongewelven die een goede akoestiek boden voor de religieuze zang.
Het succes van Cluny is ook te danken aan de grote figuren die er als abt fungeerden: Berno van Cluny, Odo (10e eeuw), Majolus, Odilo (11e eeuw), Hugo en Petrus Venerabilis (12e eeuw). Onder het abbatiaat van Odo werden honderden kloosters onder Cluny gesteld. De abt van Cluny was de overste over allen, maar aan het hoofd van elk van de dochterkloosters werd een prior aangesteld.
De abdij verrijkte zich ook door de reliekverering die Cluny tot een geliefd doel voor pelgrimage maakte.