Dinsdag negen uur: ik zit in de wachtkamer van de kaakchirurg.
Sinds drie weken heb ik een bobbel in mijn wang. Als ik erop bijt komt er vocht uit.
Ik spoel. Ik smeer. Maar het gaat niet weg.
Er staat een lange vakantie voor de deur.
Dus bel ik afgelopen vrijdag de tandarts.
"Kom aanstaande maandag maar."
Wij hebben nog steeds de (no nonsense) tandarts in Middelburg.
Hij heeft de juiste instelling en wil niet rijk aan ons gebit worden.
We hebben het even in Rotterdam geprobeerd, waar we ook nog eens (voor het eerst in ons leven) werden doorverwezen naar de mondhygiëniste die haar kassa vrolijk hoorde rinkelen en mij met bloedend tandvlees naar huis stuurde.
Dus gingen we drie jaar geleden terug naar Middelburg met (voor onze leeftijd) gezonde gebitten.
"Mondhygiëniste? Jullie?"
De tandarts moest lachen.
Manlief rijdt me naar de Zeeuwse hoofdstad.
Op internet heb ik opgezocht wat die bobbel kan veroorzaken.
Mijn nichtje is gestorven aan een gruwelijke kaakkanker. Ik ben dus lichtelijk paranoïde, maar ik denk dat het een verstopte speekselklier is.
Tot die conclusie komt de tandarts ook.
"Kun je het niet opensnijden," vraag ik.
'Neen, dat is voor de kaakchirurg. En misschien ook niet. Het is niet erg. Kan geen kwaad. Ga maar lekker met vakantie.'
Met een verwijsbrief rijden we terug naar Rotterdam.
In de auto bel ik Ikazia.
'1 december?'
Ik leg de afspraak vast maar probeer, eenmaal thuis, toch het Havenziekenhuis.
"Morgenochtend om kwart voor tien?"
Jippie. Wat geweldig!
Ik zet het in de agenda - achter de fysio om 14 uur, oren uitspuiten om 11.30 uur en de pedicure om 15.30 uur.
Tijdens de thee hoor ik een zwak stemmetje achter me:
"El, heb jij erg veel last van je rug?"
'Huh? Neen, ik heb een bult in mijn mond.'
"Je hebt morgenmiddag toch een afspraak met de fysio?"
'Ja, een maandelijkse afspraak - maar de rug is momenteel goed uit te houden.'
Ik draai mij om en zie manlief met zijn hand naar zijn nek grijpen.
'Nee hè! Is het weer zo ver?'
Een blessure, in de vorige eeuw opgelopen in een zwembad in Nauders, laat zich weer voelen.
Dat gebeurt eens in de zoveel tijd, het liefst vlak voor een reis.
"Mag ik op jouw afspraak?"
Ik bel de fysio en maak een hele reeks afspraken nu het nog kan.
Na de röntgenfoto/scan moet ik nog vijf minuten wachten.
Zie ik het nou goed?
Lees ik Fokkers?
Ik weet wat ik moet lezen, maar dat lees ik niet.
"Mevrouw ten Bruggencate, komt u maar."
Ik volg de verpleegster.
Een alleraardigste kaakchirurg is snel klaar. Inderdaad, het is een verstopt speekselkliertje, maar het kunnen er ook twee of drie zijn.
Nu niets aan te doen. De bobbel is te klein en de kans dat ze een zenuw raakt waardoor ik met een (weliswaar tijdelijke) dode lip kom te zitten is groot.
"Kan absoluut geen kwaad. Ga maar lekker op vakantie. Bel gerust als de bobbel een knoert is. Dan kan ik er wat mee."
Gerustgesteld pak ik mijn jas en neem afscheid van alle behulpzame medewerkers.
De receptioniste maakt een aantekening.
Voordat ik de deur uitga kijk ik nog eens goed. Ik moet constateren dat ik hoognodig naar de oogarts moet.