We zijn op weg naar Miromar Outlets: kleren kopen voor mijn nichtjes.
Ik duik in het dashboardkastje waar de verhuurpapieren liggen.
"Wat zoek je," vraagt P.
'Ik wil graag weten wie ons die upgrade heeft gegeven. Daar hebben we wellicht volgend jaar iets aan."
De naam die ik zoek staat niet op het huurcontract.
Die naam vind ik ook helemaal niet belangrijk meer wanneer rechtsboven op het epistel lees dat de auto op 13 februari teruggebracht had moeten zijn.
Dat is een maand geleden.
Ik slik.
Brok.
Ik slik weer een brok.
Zenuwen.
Ik twijfel of ik het P. nu moet vertellen. Het is druk op I75.
Maar we rijden nu toch richting Fort Myers.
"Kun je het vinden?"
'Nee................maar ik vind wel iets anders.'
P. hoort blijkbaar aan mijn stem dat er iets goed fout is.
Ik lees hardop voor.
Het is stil.
"Godver!..........................Doorrijden naar het vliegveld?"
'Might as well.'
Dan begint het gissen - het delibereren - het twijfelen:
Ik heb toch wel de goede data doorgegeven? Hebben we echt staan slapen bij het ondertekenen?
Maar ik herinner me heel goed dat de medewerkster ons extra papieren liet tekenen omdat de (ver)huurperiode extreem lang was.
De gedachte aan een bijbetaling van een paar duizend dollar (ter plaatse huren is twee keer zo duur) krijg ik niet weggeduwd.
Mijn phone ligt thuis, aan de oplader.
'Mag ik jouw mobieltje? Kan ik R. even bellen en vragen of ze het telefoonnummer van Alamo Nederland wil sms'en. We hebben geen bewijs van betaling bij ons. Alles ligt in het hotel.'
P. wurmt zijn telefoontje uit zijn broekzak.
"Ik ga nooit meer op vakantie. Er gaan altijd dingen fout.
Jij krijgt slikproblemen, ik krijg maagkrampen."
'Nee, laten we vooral achter de geraniums gaan zitten.'
Ik haat het als hij zo'n fatalistische houding aanneemt.
'Fijn. KPN heeft geen bereik.'
"Huh? Geen bereik, zo vlakbij een groot vliegveld?!"
Ik blijf proberen. Tevergeefs!
"Nu moeten we vast deze heerlijke auto inleveren."
'Het komt heus wel goed.
Anders hadden ze ons toch wel opgespoord?'
Tegen beter weten in proberen we elkaar weer rust in te praten.
Bij Alamo zet P. de auto daar waar hij niet mag staan - achter een hoog traliewerk.
Ik blijf in de auto met mijn meest doemscenario's.
'Blijf alsjeblieft rustig, schat.'
Hij knikt.
Na ongeveer tien minuten (het lijkt wel een uur) verschijnt hij weer: de duim omhoog en een grijns op het gezicht.
" Beetje dom El."
Hij geeft mij het koopcontract en zegt: "Kijk eens op de achterkant."
Alle paniek voor niets.
Ritje vliegveld eveneens voor niets.
Het is tijd voor een troost-snack.
Tijd voor onze jaarlijkse zonde: een vette hap van Burgerking.
P. smult van zijn Whopper, die hij niet in mijn bijzijn mag nuttigen (ik word misselijk wanneer ik zie wat er langs zijn kin druipt).
Ik slik probleemloos een Strawberry Shake weg.
****