22 juni, 2006

Wiedersehen 2

Ik moet mij er dit keer echt toe zetten een stukje te schrijven over onze belevenissen in Berlijn.
Het was nl. erg overweldigend en ik weet eigenlijk nog steeds niet hoe ik er nu over denk. Mijn hoofd is nog een chaos na alle indrukken.
Op de heenweg overnachtten wij in een dorpje in het Harzgebergte, wat zijn glorietijd na 1961 duidelijk had verloren. De tijd was er stil blijven staan en van die Wende werd blijkbaar niet erg geprofiteerd. Het was een zielige, armzalige bedoening waar het toerisme nog niet aangetrokken was.

Aangezien wij de volgende dag vroeg in Berlijn waren stelde ik mijn chauffeur voor eerst een bezoek aan Spandau te brengen.

Tevens zouden wij dan een glimp opvangen van het Olympisch stadion (1936). Wij kwamen echter bedrogen uit, de glimp vingen wij niet op en na lang zoeken en vragen, wist een voetganger ons een illusie armer te maken.
Spandau (de gevangenis) was na de dood van Hess in 1987 afgebroken omdat men vreesde dat het een bedevaartsoort voor neonazi’s zou worden.
Er borrelde een kille woede in mij op en ik kreeg de neiging met de voetganger in discussie te gaan, doch de ratio won het op tijd van de emotie. Ik slikte mijn brok frustratie weer in.
We reden via 100 Umleitungen, vanwege het WK, naar ons hotel vlakbij de Friedrichstrasse (checkpoint Charley). Ik herkende, op de oude bekende gebouwen na, niets meer van de stad.
Ons hotel stond midden in ‘oost’ Berlijn, wat nu het Manhatten van Berlijn bleek te zijn. De Kusfürstendam gaat het uiteindelijk verliezen van deze prestigieuze wijk met zijn dure winkels (à la PC), kantoren, luxe restaurants, theaters, opera-en concertgebouwen en de gerestaureerde oude gebouwen. Het is onvoorstelbaar te zien hoe de stad in 16 jaar een metamorfose heeft ondergaan.
De eerste dag kon ik er niet van genieten. Het irriteerde mij dat de geschiedenis zo abrupt was weggevaagd. Ik heb in 1973 gezien hoe het was met de muur en hoezeer ik die Wende heb toegejuicht, toch ben ik blij dat ik het toenmalige Berlijn heb bezocht.
Peter kon er zich totaal geen voorstelling van maken, waarop ik iedere keer grapte, ‘gelukkig hebben we de foto’s nog’.
Checkpoint Charley, de meest gevreesde grensovergang, is nu een toeristische trekpleister waar men in souvenirwinkels militaire petten kan kopen. De hele omgeving is één grote kermis. Volgens mij ga je zo niet met je monumenten om. Maar de Berlijners denken daar heel anders over.
Wij zaten zaterdagavond naast een Berlijnse jurist (goeie 60-er), die in Oost-Duitsland was opgegroeid. Zijn vader, wetenschapper, was na de oorlog door de Russen meegenomen als vliegtuigdeskundige. De Amerikanen en de Russen hadden dat met elkaar bekokstoofd.
De Amerikanen kozen von Braun.
De jurist vertelde er nogal luchtig over, maar het klonk ons razend interessant in de oren. Zijn moeder had haar man uiteindelijk via de CIA Rusland uit weten te krijgen.
Ik vertelde over mijn 1973-reis en hoe moeilijk ik het er toen maar ook nu mee had, waar hij heel lauwtjes op reageerde. Haal je de koekkoek: hij had in West Berlijn gewoond tussen 61 en 89.
Mijn reactie: ‘yeah sure, but it all depends from what angle you look at it'.
Dat beaamde hij, met tegenzin, waarop hij mij vroeg of wij uit de V.S. kwamen, vanwege mijn zware Amerikaanse tongval. Ik legde uit hoe ik daaraan kwam, waarbij ik onbewust in de verdediging ging. In zijn vraag ging een antipathie schuil, dat was duidelijk.
In alles viel hij de Amerikanen aan en hij was het er dus ook mee eens dat het verleden letterlijk begraven werd. Dat de CIA zijn vader vrij had gekregen haalde ik maar niet aan.
Dat de stormachtige bouw van de meest prestigieuze gebouwen tot Berlijns faillissement heeft geleid vond hij een acceptabele consequentie. Dat Europa dik mee betaalt aan al die luxe is meer dan normaal. Dat de scheiding tussen arm en rijk groter is dan ooit tevoren, zag hij niet als iets bedreigends.
Berlijn moet weer city number 1 van Europa worden. Alles moet groter, duurder en indrukwekkender dan elders. l’Histoire se répète?, schoot door mijn hoofd.

Ik gun de getergde stad alle geluk van de wereld.
Maar ik blijf met die vraag zitten: ‘waarom moet het verleden zo rücksichtslos vergeten worden’.
Zodat de volgende generaties daadwerkelijk kunnen zeggen: ‘wir haben es nicht gewusst’.

Het heeft ook enige decennia geduurd tot het Holocaust monument een feit was. Telkens werd het op de lange termijn geschoven, maar in 2005 gingen de deuren dan toch open. Het is misschien wel het meest indrukwekkende museum dat ik ooit gezien heb. Alle mogelijke moderne middelen, technieken, database, video's en andere communicatiemiddelen zijn gebruikt en toch is het 't meest persoonlijke museum dat ik ken.Dit komt in de eerste plaats door de familiezaal waar uit ieder land een familie belicht wordt. D.m.v. o.a videobeelden en foto's maak je kennis met o.a. de familie Peereboom uit Amsterdam. De beelden van een gelukkige familie in de jaren 30 op een trouwfeest ontroeren en maken je deelgenoot van hun gezinsleven. Het geluk is van korte duur. Van de hele familie, waar je eerst met een glimlach naar kijkt en die jou via de filmlens toelacht, is er één veilig kunnen onderduiken. Het is beklemmend. Dit museum is een aanwinst voor Berlijn, maar juist hier waren opmerkelijk weinig bezoekers.

Zowel in de Reichstag, als bij het Holocaustmuseum en het Sonycenter was de security zeer streng. Het deed mij aan de Amerikaanse vliegvelden denken. Metaaldetectorpoortjes, tassen op de band door de scanner.

Dit is museumbezoek anno 2006 in Berlijn.

Geen opmerkingen: