We puffen – na een lange wandeling - uit bij het haventje van St. Aubin op een stenen muurtje. Twee locals met hondjes zitten er te kwekken. Ik hoor ze roddelen. Ze nemen ons aandachtig op en fluisteren.
Het is vier uur. De school is uit. Er komen twee kinderen spelen. Ze rennen zonder vrees over de rotsen in hun donkerblauwe schooluniform. Je ziet het meteen, kinderen van goede komaf (zoals mijn grootmoeder placht te zeggen).
We volgen de vrolijk dartelende kinderen. Ik houd mijn hart vast dat er één zal uitglijden en een fatale smak zal maken.
Een knappe vrouw (begin veertig schat ik) komt ook op het muurtje zitten. De dames met de hondjes knikken haar argwanend toe. Al weglopend kijken ze over hun schouder, giechelen en fluisteren gemeen. Het is in één oogopslag duidelijk: de vrouw is een ‘outcast’.
Mijn hoofd is al bezig met een nieuwe roman.
De charmante verschijning met donker loshangend haar tot ver over de schouders heeft een grote zwarte zonnebril op. Haar kleren verraden een dure, stijlvolle smaak. Ze spreekt de kinderen in het Frans aan. Die reageren in het Engels terug, terwijl ze langzaam – springend van rots naar rots - uit het gezichtsveld verdwijnen.
De vrouw maakt zich blijkbaar geen zorgen. Ze steekt een sigaret op en duikt in haar krant.
“Nanny?”, fluistert P. Ik schud mijn hoofd. “Denk de moeder”.
Mijn nieuwsgierigheid dwingt mij ertoe haar aan te spreken. Ze heeft bij voorbaat mijn sympathie en compassie.
Voor ik het weet doet ze haar relaas.
Ze is Française, getrouwd met een Brit, die voor een Telecommaatschappij werkt en daar de wereld voor over reist.
Haar twee bloedjes van kinderen gaan naar de lagere school in St. Aubin. Zij is erg voor openbaar onderwijs. Haar man wil dat ze naar een boardingschool (voor welgestelde kinderen) gaan, maar zij weet dat nog uit te stellen. Het bezorgt haar slapeloze nachten.
Toch lijkt haar man het gevecht te winnen. Wanneer ze veertien zijn zullen deze “eilandkinderen in hart en nieren” uitvliegen, naar the U.K.
“Ofcourse I want them to have a good future. Butta………………………………….” Het is even stil.
Ze zet haar zonnebril af. Ik zie verdrietige, doffe ogen.
“I’m stuck here. There is nothing to do”.
Ze wijst ons aan waar ze wonen. “Ivy House”.
Een prachtig monumentaal (18e eeuws) pand. Er staat een nieuw model Range Rover en een Volvo voor geparkeerd.
“I don’t know”, zegt ze terwijl haar handen naar de hemel reiken. “My husband loves it here……………when he comes back from his journey”.
Weemoedig nemen we afscheid. Ik heb de neiging haar een kus te geven.
Op weg naar het hotel lopen we langs “Ivy House”. Je kunt zo de keuken in het souterrain binnenkijken. In het midden staat een robuuste langwerpige grenen eettafel. De lunch is nog niet afgeruimd. In de granieten gootsteen staat een gigantische vuile vaat opgestapeld. Er slingeren kleren rond, de planten in de vensterbank lijken levenloos.
Bij de voordeur staat een open plastic container. De wrange lucht van oude wijn komt ons tegemoet.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten