25 juli
Het is zover. De eerste van drie chemo dagen.
En dat keer zes.
We zijn voorbereid. Maar waarop?
Schema’s en medicijnen liggen klaar
op het dressoir.
Daar ben ik verantwoordelijk voor.
Rituximab is een geneesmiddel dat bepaalde witte bloedcellen (de
B-lymfocyten) tijdelijk uitschakelt. Deze B-lymfocyten maken deel uit van het
afweersysteem. Het zijn verdedigers tegen ongewenste infecties. Vermindering
van het aantal B-lymfocyten kan daarom de ziekte tot rust brengen.
Ik heb om 11 uur nog een afspraak in
het Ikazia. Mijn orthopeed “loopt 45 minuten uit.” De paniek slaat mij om het
hart, want ik wil naar mijn lief.
Mijn noodkreet aan de balie wordt
gehoord. Ik word om 11.15 uur binnengeroepen.
Om 12.30 uur loop ik het
behandelcentrum van de DdH binnen.
Het is duidelijk vakantie. Ik tel acht bezette stoelen en
bedden.
Broeder J. ontvangt me. Hij vertelt
dat P. erg emotioneel en bang was, maar dat hij hem heeft weten gerust te
stellen.
De tranen schieten weer veel te snel in mijn ogen. Dat
wil ik helemaal niet.
“Alles gaat tot nu toe perfect.
Helemaal geen bijwerkingen,” zegt broeder J.
Dat is een hele opluchting. Weer slik ik tranen weg.
Erg is dat: ook van goed nieuws ga ik janken.
Ik krijg een bekertje soep en loop
naar het laatste bed in de zogenaamde VIP-ruimte, speciaal voor hen die de
eerste keer een lange behandeling krijgen.
Daar ligt hij met zijn, inmiddels onafscheidelijke, iPad.
“Ik heb
met R. gefacetimed,”
“Ja, ik heb uw schoondochter ook
gezien,” bevestigt broeder J. We praten over de MabThera. Alles wordt goed
uitgelegd.
“Ik moet slaperig zijn, maar dat ben
ik niet,” zegt P. stoer wanneer J. uit de buurt is.
Er schiet van alles door mijn hoofd wat
ik niet onder woorden kan brengen.
In mijn tas zitten herhaalrecepten. ‘Ik
ga even naar de apotheek. Het zal er wel druk zijn.’
P. steekt zijn duim omhoog.
“Bent u verkouden?” vraagt de vrouw
naast wie ik ga zitten.
Ze beschermt haar zieke man. Ik herken de vraag en stel
haar gerust.
>>Op die vraag wordt door “leken” vaak
verontwaardigd gereageerd. Ze voelen zich beledigd, terwijl het een zaak van
leven of dood kan zijn voor een leukemie patiënt.<<
Ik ga met een lading gif terug naar
het behandelcentrum.
Er zijn patiënten weg en nieuwe voor in de plaats gekomen.
Een mevrouw met net aangegroeid haar
kijkt terneergeslagen, boos, teleurgesteld hoe de verpleegster de naald in haar
ader steekt.
Weer schiet er van alles door mijn hoofd en weer kan ik mijn tranen nauwelijks bedwingen.
Dit behandelcentrum is een arena. Hier wordt met naalden en zakjes gif de strijd met de opdringerige dood aangegaan.
Ze gaat vrijdag met vakantie.
“U weet dat uw haar dunner wordt hè?”
NEE NEE NEE!!
Die vraag hebben wij in het verleden
meerdere malen gesteld.
Ze was toen heel stellig: geen haaruitval!
Als ze nu zegt dat het haar dunner
wordt, dan zal dat wel kaalheid betekenen.
Niet leuk.
“Dan heb ik gejokt,” vergoelijkt ze.
Als P. haar dat vergeeft, doe ik dat
ook.
In de auto zie ik hem grijzer en
grijzer worden.
De rit naar huis lijkt uren te duren. Alle stoplichten zitten tegen.
Met zijn kleren aan valt hij op zijn
bed. God, wat ziet hij grauw.
"Ik heb buikpijn."
Laat ik hem maar preventief een
Metoclopramide tegen misselijkheid geven.
Hij heeft me beloofd uit mijn hand te eten en niet te
protesteren.
Om 17 uur leg ik een pakje Grissini’s
(ik weet nog uit welke restaurant in Iseo die komen) naast hem en zet een kop
bouillon op het nachtkastje.
Wanneer ik na vijf minuten terugkeer zit hij
rechtop. “Het smaakt El. Ik voel me een stuk beter.”
Een uur voordat hij de cytostatica
moet nemen geef ik hem een Lorazepam. Weer een preventieve actie om
misselijkheid tegen te gaan. Maar het is tevens een slaapmiddel, dat een
vrijwel directe uitwerking heeft.
Om 18.30 uur moet ik P. wakker
schudden voor het eten, dat gevolgd zal worden door de eerste chemo.
Ik neem mijn blad mee naar de slaapkamer.
Eten doen we samen.
Dan is het moment daar.
Ik zet twee glazen gekoeld water
klaar en pak met bevende handen de medicatie.
Risicovolle Stof staat er op de
oranje stickers.
Ik check wel drie keer of ik de goede
dosering pak.
Negen stuks Fludarabine en elf stuks
Cyclofosfamide.
Twintig stuks.
Ik doe er vier in een
eierdopje.
P. slaat ze manhaftig achterover. Vijf keer.
Dan smeek ik hem veel water te
drinken, wat hem moeilijker afgaat dan het doorslikken van de chemo.
Nog geen vijf minuten later hoor ik
hem hard snurken. Hij is
ver weg.
Ik kijk naar hem. Iedere vijf
minuten.
Zijn leesbril ligt bekneld in zijn
nek. Hij heeft nog steeds zijn kleren aan.
Zoonlief belt regelmatig.
Ik zit in een stoel voor me uit te
staren. Wachtend op de “alarmbel” die op zijn nachtkastje staat.
Maar die gaat niet.
Om half tien (3 uur na de chemo) maak
ik een beetje lawaai. Hij wordt wakker.
Plasje doen. Tanden poetsen. Water
drinken. Weer een pilletje tegen de misselijkheid en de kleren uit.
Klaar voor de nacht.
Een goede nacht.
****
1 opmerking:
Lieve mensen,
Heel veel sterkte, ik leef met
jullie mee.
Mariëlle (Gapinge)
Een reactie posten