29 juli, 2012

Dagboek van een loods (4)

**************************************************************
28/29 juli.

Het is zaterdag, aan het einde van de dag, even strijd.
P. wil niets.
Geen eten. Geen drinken.
Het beschuitje met suiker dat ik bij hem neerzet flikkert hij het liefst uit het raam.
Hij wil wel pillen tegen de misselijkheid.

Bij hem liggen is niet om te harden.
Het gesnurk overtreft de bongo's op de Coolsingel.
Ik probeer het, omdat ik hem niet alleen wil laten. Hij voelt zich toch al zo eenzaam in zijn strijd.

Maar om 1.30 uur ga ik het bed in de kleedkamer opmaken en verhuis.
Hij merkt het niet.
Buiten wordt de stad schoongeveegd.

Ik slaap slecht: breng hem om 5.30 uur een Lorazepam tegen de misselijkheid, om 7 uur zijn Co-Diovan en drie stuks Allopurinol (nieren), om 8 uur gevolgd door de Valaciclovir en Co-Tromoxazol (antibiotica).
>>Wat zal ik blij zijn als die Allupurinol er over twee dagen af mag. Dan leg ik 's nachts een Lorazepam op zijn nachtkastje (met een papiertje waarop hij de tijd moet zetten) en schuif ik de Co-Diovan op naar 8 uur. Die kan hij dan tegelijk met de antibiotica innemen.<<

Het beschuit staat er nu nog. Aangeknaagd.

Wanneer ik om 10.30 uur wakker word ligt ook P. nog in bed.
We hebben afgesproken dat hij de lege stripjes laat liggen. Voor de zekerheid.

"Ben je boos," vraagt hij.
'Nee, natuurlijk niet. Maar wel bezorgd. Die medicijnen op een lege maag verergeren de misselijkheid. En je moet gewoon twee liter drinken.
Ik wil niet zeuren, maar je bent wel verdomd afhankelijk van mij. Het is gewoon moelijk.'

De energie ebt uit mij weg.
Jezus, we moeten nog vijf maanden. En het wordt er niet makkelijker op.
Mijn maag is rustig. Die speelt op zodra het even tegenzit.
Het zenuwenhoestje steekt weer de kop op. Zodra ik ga praten begint het te kriebelen.

We missen Zeeland. Allebei.
Dat gekke huisje met dat tuintje.
Het is hier in de flat binnenzitten of helemaal weggaan. Het balkon ontbreekt, dat merken we nu.

Na een flinke bak griesmeel gaat hij douchen en kleedt zich aan.
"Ik wil naar buiten."
'Okee. Rondje lopen?'
"Nee, ik wil een stukje rijden."
'Okee. Langs de Maas?'
"Nee, ik wil naar J. en R. Bel ze maar even."

Kijk - en dat doe ik dan. Eigenlijk moet ik dat aan P. zelf overlaten.
Hij wil naar zijn zoon. "Ik ben niet gehandicapt," sneert hij wanneer ik vraag of hij iets nodig heeft.
Dan belt hij hem zelf ook maar even.

Maar dat is mosterd na de griesmeel.
Binnen een half uur zitten we in de auto.

Bij J. en R. zitten we in de tuin.
P. drinkt decaf en worstelt met een geroosterde boterham.
We zitten. En we praten over bloemetjes en bijtjes.

De buren spuiten het grondzeil van de tent af.
Oude herinneringen borrelen op.
******************************************

Geen opmerkingen: