28 juni, 2011

Treinen

***********************
Op de dag dat het treinverkeer totaal ontregeld is vanwege noodweer moet ik naar Haarlem.
Met de trein.

Heen geen centje pijn. Reizigers met andere bestemmingen hebben minder geluk.
Ook terug lijk ik mazzel te hebben. Op het perron van Haarlem hoor ik om 14.55 uur dat vanwege het te verwachten onweer de trein van 16.46 uur naar Amsterdam niet zal rijden. Dat vind ik merkwaardig.

In de trein komen onheilspellende berichten over blikseminslag op het spoor via de intercom door.
Schuin voor me zit een stel uit Amsterdam. Ze gaan met vakantie.
Ik trek de dopjes van mijn MP-drietje uit mijn oren.
Hè fijn, het reisje Haarlem – Rotterdam gaat mij een blogje opleveren.

“Ze hadden een watersnoodramp in Zeeland voorspeld. Net als in 1954.”
‘Maar ze hebben nu toch de ……. Hoe heet ’t ook alweer?’
‘Hoe heet ’t ook alweer, Jan?’ Ze stoot haar man aan, die net een handvol drop naar binnen werkt.

Ik vraag me af waar de reis naartoe gaat en weet zeker dat ik daar, nog voor we in Rotterdam zijn, antwoord op krijg.

“De Deltawerken,” antwoordt Jan. “Die dropjes zijn koud, Jook.”

‘Ja, ze liggen tegen de flesjes aan.’

Ze knuffelen.

“Ben je nog zenuwachtig?”
‘Nee – beetje gespannen. Vlinders in mijn buik. Wel een lekker gevoel.’

Ze knuffelen weer.

‘Jan, wat voor geld hebben ze in Wenen?’
“Euro’s.”
‘Oh, dus we kunnen pinnen.’
“Ja, we kunnen pinnen.”
‘Kunnen we in Tsjechië ook bellen? Of moeten we dat aanvragen?’
“Nee schat – dat gaat allemaal vanzelf. Daar zorgt de KPN wel voor.”

Ze zijn opgewonden over hun reis naar Wenen en Tsjechië. Ze knuffelen continu om hun blijheid te bevestigen en om veiligheid bij elkaar te zoeken. Want spannend is het ook.

"Dames en Heren," klinkt het door de intercom. "We hebben wat vertraging omdat we achter de stoptrein naar Den Haag Centraal zitten.”

‘We hebben alle tijd, hè Jan?’

“We hebben uren de tijd schat.”

Ik zie de high rise van Den Haag.

‘Rotterdam!!’ roept Joke opgelucht.
“Nee, schat – dat is Den Haag.”
De trein stopt bij het bord Laan van NOI.
“Station Noord Oost Indië,” zegt Jan. “Hier wonen allemaal Indonesiërs.”

Jan maakt wat grappen over De Punt en kijkt om zich heen of hij respons krijgt.

‘Niet zo smakken, Jan.’ Tegelijkertijd laat Joke een boer.
Ze moeten er beiden hard om lachen. Ik kijk naar buiten.
We krijgen de ene onheilstijding na de andere via de intercom door, maar we rijden nog steeds. Buiten schijnt de zon.


Wanneer we station Schiedam binnenrijden zegt Jan: “Zo we zijn er bijna. Ik wil roken.”

Hij gaat alvast een peuk van Drum draaien.

Maar de trein wil niet verder. De machinist krijgt hem niet meer aan de praat.
Deuren gaan open en dicht. Passagiers worden gesommeerd in of uit te stappen.
Ik vang een geïrriteerde stem van de machinist op. "Mensen – blijf niet in de deur staan!!”

Ik wacht verdere instructies niet af en besluit de metro te pakken. "Prettige vakantie," roep ik nog.

Maar Jan en Joke horen of zien niets meer. Zij moeten op Rotterdam Airport zien te komen. Ineens veranderen de innige omhelzingen in "voortijdige zweetlozingen."
Alle tijd wordt haastige spoed.

Op het metrostation Beurs kom ik ze weer tegen.
Gebukt onder veel te veel bagage (ik tel vijf stuks) zoeken ze hun weg naar een ander perron om daar op de metro naar het CS te stappen.

Oh My God - op dat rampzalige CS (die bouwput) moeten ze een bus naar Zestienhoven zien te vinden.

Een andere treinpassagier wijst ze de weg – dus besluit ik me er verder niet mee te bemoeien.

Tot overmaat van ramp komt Joke vast te zitten tussen de klapdeurtjes. Ze schreeuwt het uit.
Paniek alom.
Jan staat aan de andere kant van het deurtje en roept tevergeefs "kalm Jook - kalm!"
RET-mensen snellen te hulp en bevrijden de vrouw, die totaal overstuur is.
Tijd voor een herenigingsknuffel is er niet.

Ik zie het peukje achter Jan’s oor en vraag me af wanneer dat wordt aangestoken.

In Rotterdam? In Wenen?
****************************

Geen opmerkingen: