********************************
Het is laat. Ik ben moe. P. slaapt al een uren.
Maar ik moet gewoon weer eens wat schrijven. Omdat er veel is om over te schrijven.
Soms word je overladen met indrukken dat je gewoon niet weet waar je moet beginnen - laat staan hoe.
Vanavond zaten we in de pub tegenover ons hotel. We gingen vreemd.
Zo voelt dat ook echt, want van animositeit is in dit dorp zeker sprake. Zou ik hier wonen, dan zou er binnen no time probleemloos een roman uit mijn digitale pen vloeien.
We gingen vreemd om twee redenen:
1. Het eten in "onze eigen" pub c.q. restaurant viel tot twee keer toe tegen. We kwamen er gisteren achter dat de desserts niet vers zijn, maar eens per week door een bakker (van buiten het dorp) worden geleverd.
2. "Onze eigen" pub c.q. restaurant zit nooit vol. Ook niet in het weekend. Ook niet wanneer er live music is.
Vanavond ging P. op onderzoek uit en vond een drukke pub aan de overkant. Daar aten en dronken we veel goedkoper en lekkerder.
Een familiebedrijf: pa achter de bar, zoon in de bediening en mam in de keuken.
Restaurant en pub zaten vol “locals.” Dat is een goed teken.
En daar raakte ik aan de praat met twee weduwes. Beiden kwamen oorspronkelijk uit Dublin, maar ze wisten alles van -en over Glengarriff.
Ieder dorp heeft zijn Ena Sharples. Glengarriff heeft er minimaal twee.
Vooral over de eigenares van "ons" hotel waren ze niet erg complimenteus. Blijkbaar een vrouw die het iets te veel heeft gemaakt in de ogen van haar dorpsgenoten.
Zo schijnt the owner (die ik toevallig de eerste dag heb ontmoet en die ik qua uiterlijk geen tien cent gaf) meerdere etablissementen te hebben. Maar bovenal is ze eigenaar van een keten genaamd “Irish Craft Center,” met maar liefst dertien filialen in het land - o.a op Dublin Airport. Irish Craft Center verkoopt prachtige wollen kleding.
Een succesvolle dame dus, die zwaar in dit hotel heeft geĆÆnvesteerd. Niet alleen in de kamers, maar ook in het personeel. Een zware dobber lijkt mij, in deze tijd.
Dit hotel zit allesbehalve vol.
Glengarriff heeft te lijden onder de recessie. Dat is ook te merken in de pubs.
Boertjes uit de afgelegen gebieden komen niet meer. Te duur en te gevaarlijk. Want hoewel dun bevolkt en nauwelijks geteisterd door auto-ongelukken, ook hier heerst de angst voor drankcontroles.
Maar terug naar de roddeltantes. Ze vroegen naar ene Ann Marie die ’s morgens werkzaam is in de ontbijtzaal, die schoonmaakt en de rest van de dag in de Irish Craft Center werkt.
De roddeltantes gniffelden: over Ann Marie deden de meest monsterlijke verhalen de ronde.
Ja, Ann Marie ziet eruit als een kenau.
Ze heeft een flink postuur en draagt een zwarte rok tot op de enkels. Haar vlechten heeft ze naar elkaar toe opgestoken. Ann Marie lijkt meer op een Zwitserse Gretl.
Er kan geen lachtje vanaf en haar stem klinkt kil.
Toen we haar de eerste ochtend meemaakten verergerde mijn ochtendhumeur. “Jezus, wat een kreng,” dacht ik - gebaseerd op haar onvriendelijke stem en dito gelaatsuitdrukking.
Ik vroeg me ook meteen af of ze ooit een lekkere sex-ervaring gehad zou hebben, maar kon me daar geen voorstelling bij maken.
Ann Marie is a laughing matter in dit dorp.
Vanmiddag zag ik haar in de shop. Met dat uitdrukkingsloze, sacherijnige smoelwerk vroeg ze mij de alleraardigste dingen. Hoe onze dag was geweest. Of we het naar ons zin hadden. Of ze me ergens mee kon helpen.
Oh boy! Wat had ik ineens een gruwelijke hekel aan mijzelf. Wat schaamde ik me.
De roddeltantes: zij worden uiteindelijk de gevaarlijke domoren in mijn roman.
En Ann Marie?
Ann Marie wordt mijn heldin. Maar of zij het overleeft??
*******************************************************************