Er loopt een Moslima met twee kinderen voor mij door het electronische poortje van Albert Heijn.
Het meisje houdt moeders hand vast. Het jongetje van, ik schat, vier jaar loopt stelselmatig overal tegen aan te trappen en moet alles aanraken.
De vrouw laat hem (be)gaan.
Bij de groenteafdeling verlies ik ze uit het oog.
Wanneer ik een keuze moet maken tussen Cola Zero of Cola Light, hoor ik vanuit het ernaast gelegen gangpad een enorm kabaal.
Het is de Moslima die - onderbroken door het gebrul van haar zoontje - hem maant een zak chips terug te leggen. Ik versta haar niet, maar hem wel. Hij schreeuwt in het Nederlands tegen de vrouw. "Ik moet, ik moet..................."
Ze lijkt hem te negeren, wat in dit geval averechts werkt. Hij begint zakken chips uit de vakken te trekken en staat midden in het gangpad te spugen en te stampvoeten.
"Kom hier!", beveelt hij en hij wijst naar de grond voor zijn voeten.
Andere klanten lopen er met een boog omheen en doen net alsof ze het niet zien.
Mijn bloed kookt. Ik wil het ettertje bij zijn lurven grijpen. Maar ik wil ook de, zichtbaar bange, vrouw aanspreken.
Dus maak ik dat ik wegkom. Ik heb mijn vingers al vaak genoeg gebrand aan andermans kaarsen.
Bij de zuivel kom ik het trio weer tegen. Het ventje wijst naar een sixpack yoghurtjes.
Het gedram begint weer van voor af aan. Hij trekt aan de lange jas van zijn moeder. Nog voor ze iets heeft gezegd zet hij het gejammer in, telkens een octaaf hoger. "Wil ik, wil ik...................".
Het is druk bij de zuivel.
Er loopt een vrouw met haar booschappenkar regelrecht op de driftkop af.
"Mag ik er even bij?", hoor ik haar geïrriteerd vragen. Ze weet hem met de kar een klein geniepig tikje te geven. Nauwelijks zichtbaar, maar het verwende prinsje schrikt toch.
Ik breng de lege flessen weg en reken mijn boodschappen af. Als ik langs de andere kassa's loop kom ik ze weer tegen. Drie maal is scheepsrecht.
Op de band liggen een zak chips en een sixpack Danoontjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten