10 maart, 2009

Kanker

**********************
Martin Bril - Volkskrant - kan zo rauw en toch ook zo prachtig over zijn eigen ongeneeslijke ziekte schrijven.
Alles klopt aan deze column.

Een week chemokuren is vreselijk.

Goedemorgen, maandagochtend. Daar gaan we weer. Een nieuwe week. Ik kan niet zeggen dat ik er zin in heb. Het gaat een week van chemokuren worden. Maar eerst moet nog een plaatsje in de herberg worden gevonden. Zoveel mensen hebben kanker dat sommigen moeten wachten op hun beurt.

Ik hou niet van wachten.

En met mijn kanker gaat het al ook niet zo lekker, ik bedoel; de zaak loopt eerder uit de hand dan dat de ziekte zich timide ergens in een verborgen hoekje van het lichaam terug heeft getrokken.

Het begint zo langzamerhand een kwestie van een wonder te worden. Was ik maar een wielrenner met teelbalkanker, dan kon ik goeie sier maken met de genezing ervan, maar ik ben geen wielrenner.

En met mijn ballen zit het goed.

Dat brengt mij erop dat ik vorige week natuurlijk aandacht had moeten besteden aan de Omloop Het Volk, de eerste wielerwedstrijd van het seizoen. Maar ik zag de wedstrijd, door Remco Campert altijd zo mooi melancholiek en modderig onder woorden gebracht, over het hoofd omdat hij tegenwoordig Omloop Het Nieuwsblad heet.

Dat kun je nauwelijks de naam van een wielerkoers noemen, maar in België kan alles, dus als de krant Het Volk op de fles gaat, noem je de bijbehorende wielerwedstrijd gewoon naar de volgende krant: Het Nieuwsblad.

‘Nog iets gedaan dit weekend?’

‘Lekker naar het Nieuwsblad gekeken.’

Zo gaat langzaam alles wat mooi, melancholiek en modderig is ten onder, nou ja, het blijft wel bestaan, het kleumende publiek langs de route, de zwiepende populieren die zo mooi verbeelden dat de coureurs tegenwind hebben, het met modder getekende gezicht van de winnaar, maar het is net alsof het in scène is gezet.
Wat fijne maartse buien kan ik ook wel gebruiken


Alles is precies zoals je je voorstelde bij de Omloop; zelfs al was het een schitterende dag, dan nog zal er worden afgezien in barre omstandigheden. Die maken we gewoon. De koers is niet voor niets vernoemd naar een krant, dé plaats om te liegen dat het gedrukt staat.

Terug naar mijn ballen.

Daar zit het dus goed mee, maar met de rest van het lichaam is het huilen. Dat doe ik dan ook met enige regelmaat, vooral als ik post krijg die mij ‘Beterschap!’, ‘Sterkte!’ en ‘Hou je taai!’ toewenst. Dat is allemaal post, ik weet het, die uit een goed hart komt, maar waar ik dus geen reet aan heb.

‘Beterschap!’

Dat wens je iemand met een hardnekkige griep,

‘Sterkte! vind ik de moeilijkste, zeker als de sigarenboer het ook al tegen je begint te zeggen. Om van wildvreemden nog maar te zwijgen.

En wat zeg je terug?

‘Insgelijks!’

‘U ook!’

‘Krijg de tering.’

Mogelijkheden te over, maar het blijft een bezoeking. Er is geen zak aan om kanker te hebben, en al helemaal niet aan kanker met metastasen, een woord dat mij altijd aan Meta de Vries en ‘Lekker weg in eigen land’ doet denken, een volkomen onschuldig radiodingetje op zondagochtend dat ons naar de verkeerstuin in Assen, het Dolfinarium in Harderwijk of het hoofdstedelijke spaarpottenmuseum probeert te lokken.

Kom dan wel met de trein, dat reist wel zo rustig. Metatasen, het is eigenlijk het enige dansbare woord in de kankerbusiness, en ‘aanslaan’, ik was het bijna vergeten.

‘Slaat de chemo aan?’

‘Daar kunnen we nog niets van zeggen. Het blijft koffiedik kijken.’

En dus gaan we door met waar we mee bezig waren: het grote koffiedik-kijken, het wachten op een wonder. Buiten hoor ik de wind aantrekken. Wat fijne maartse buien kan ik ook wel gebruiken.

Geen opmerkingen: