Aanstaande zaterdag start de veertigste editie van Poetry International, het grootste dichtersevenement ter wereld.
Daar is echter in de media niet veel van te merken. Of dat aan de organisatie ligt of aan het tekort aan belangstelling van de media laat ik in het midden.
Opmerkelijk vind ik het wel.
Alle aandacht gaat naar het Holland Festival.
Vanuit onherbergzame uithoeken der aarde strijken poëeten in de havenstad neer.
Rotterdams bekendste dichter Jules Deelder ontbreekt wederom. Jammer!!
Dichter aan de Maas is een (in mijn ogen wat ondankbaar overkomend) voorprogramma geworden. De kanjers ontbreken daarin. Op eigen verzoek.
Poetry is een evenement voor liefhebbers.
Ben ik een liefhebber?
Ja, van Nederlandse poëzie. Maar ik koop voor mijzelf geen dichtbundels.
Aan buitenlandse dichters, die in hun moederstaal voordragen en wier gedichten vertaald op een scherm verschijnen, heb ik geen boodschap.
Bij de opening kijk ik in de nek van onze majesteit, blijkbaar ook een liefhebber.
Tot slot een gedicht uit 'Het huis waarin ik woonde' (1955) van Remco Campert (1929).
Poëzie is een daad
Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
Poëzie is een toekomst, denken
aan de volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.
Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.
Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.
Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.
Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten